NEN ISO 9001: 2015

ISO 9001 is een internationale norm voor kwaliteitsmanagement. Het is niet de bedoeling van deze norm om uniformiteit van kwaliteitssystemen af te dwingen. ISO 9001 kan gebruikt worden om te beoordelen of de organisatie in staat is om te voldoen aan de eisen van klanten, de op het product van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de eisen van de organisatie zelf. Daarnaast vormen de eisen met elkaar goede aanknopingspunten voor het opzetten en inrichten van een kwaliteitsmanagementsysteem. ISO 9001 wordt ook wel als volgt versimpeld weergegeven: 'zeg wat je doet', 'doe wat je zegt' en 'bewijs het'.

Deze internationale norm specificeert eisen voor een kwaliteitsmanagementsysteem wanneer een organisatie:

  1. Moet aantonen dat zij in staat is om op consistente wijze producten te leveren die voldoen aan de eisen van de klant en van toepassing zijnde wet- en regelgeving;
  2. Zich ten doel stelt om de klanttevredenheid te verhogen door het systeem doeltreffend toe te passen, met inbegrip van processen voor continue verbetering van het systeem alsmede de borging van het voldoen aan eisen van klanten en van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De basis van de ISO-systematiek wordt mede bepaald door een continue verbetering volgens het principe van de Deming-cirkel ‘Plan, Do, Check, Act’: noteren wat ik doe, doen wat ik genoteerd heb en het bewijs leveren dat ik het effectief heb gedaan. De kwaliteitscirkel van Deming is een creatief hulpmiddel voor kwaliteitsmanagement en probleemoplossing.

De cirkel beschrijft vier activiteiten die op alle verbeteringen in organisaties van toepassing zijn. De vier activiteiten zorgen voor een betere kwaliteit. Het cyclische karakter garandeert dat de kwaliteitsverbetering continu onder de aandacht is. De vier activiteiten in de kwaliteitscirkel van Deming zijn:

  1. PLAN: Kijk naar huidige werkzaamheden en ontwerp een plan voor de verbetering van deze werkzaamheden. Stel voor deze verbetering doelstellingen vast.
  2. DO: Voer de geplande verbetering uit in een gecontroleerde proefopstelling.
  3. CHECK: Meet het resultaat van de verbetering en vergelijk deze met de oorspronkelijke situatie en toets deze aan de vastgestelde doelstellingen.
  4. ACT: Bijstellen aan de hand van de gevonden resultaten bij CHECK.